Lugares de interés (POIs) del Mapa
15: Salamis, Cyprus
Zo vertrokken ze, uitgezonden door de heilige Geest, naar Seleucië* en gingen vandaar met een schip naar Cyprus, [5] waar ze in Salamis* het woord van God verkondigden in de Joodse synagogen. Ze hadden ook Johannes* bij zich om hen te helpen.
Hnd 13,4-5
Más sobre Salamis, Cyprus16: Paphos
Ze trokken het hele eiland over tot aan Pafos; daar troffen ze een Joodse magiër en pseudoprofeet, een zekere Barjezus, [7] die hoorde bij de proconsul* Sergius Paulus, een weldenkend man. Deze Sergius liet Barnabas en Saulus bij zich roepen en gaf te kennen dat hij het woord van God wilde horen. [8] Maar Elymas*, de Magiër – want dat betekent die naam – werkte hen tegen en wilde de proconsul van het geloof afhouden. [9] Saulus, ook Paulus* genoemd, vol van heilige Geest, keek hem strak aan [10] en zei: ‘Duivelsjong*, vol listen en streken, vijand van alle gerechtigheid, wil je wel eens ophouden de rechte wegen van de Heer te doorkruisen! [11] Let op! Nu treft je de hand van de Heer; je zult blind zijn en een tijd lang het zonlicht niet zien.’ Terstond viel een dichte duisternis over hem; hij zocht om zich heen naar iemand die hem bij de hand kon nemen. [12] De proconsul zag wat er gebeurde en kwam tot geloof, diep geraakt door wat hij van de Heer had geleerd.
Más sobre Paphos17: Perge
Van Pafos voeren Paulus en zijn reisgenoten naar Perge in Pamfylië*; maar Johannes verliet hen en keerde terug naar Jeruzalem
Más sobre Perge18: Antiochië Pisidië
Van Perge reisden zij door naar Antiochië* in Pisidië. Op de sabbat gingen ze naar de synagoge, en namen daar plaats. [15] Na de lezing uit de Wet en de Profeten liet het synagogebestuur tegen hen zeggen: ‘Broeders, als u een bemoedigend woord voor het volk hebt, spreek dan.’
[16] Paulus stond op, gaf een teken met zijn hand, en zei*: ‘Israëlieten en godvrezenden*, luister. [17] De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitgekozen en het volk sterk gemaakt tijdens zijn verblijf in den vreemde, in Egypte. Hij heeft hen met sterke arm het land uitgeleid [18] en hun ongeveer veertig jaar lang in de woestijn te eten gegeven. [19] In Kanaän heeft Hij zeven volken uitgeroeid en dat land toen aan hen in bezit gegeven. [20] Na ongeveer vierhonderdvijftig* jaar gaf Hij hun rechters, tot de tijd van de profeet Samuël. [21] Vervolgens wilden ze een koning, en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin, die veertig jaar regeerde. [22] Toen liet Hij hem vallen en verhief Hij David tot koning over hen; van hem getuigde Hij: “In David, de zoon van Isaï, heb Ik een man naar mijn hart gevonden, die geheel naar mijn wil zal handelen.” [23] Uit zijn nageslacht heeft God Israël zoals beloofd een redder gebracht, Jezus. [24] Voorafgaand aan Jezus’ optreden had Johannes eerst een doop van bekering verkondigd aan heel het volk Israël. [25] Toen Johannes zijn taak had volbracht, zei hij: “Wie u denkt dat ik ben, ben ik niet; maar, let op, na mij komt iemand wiens schoenen ik niet waard ben los te maken.” [26] Broeders, afstammelingen van Abraham en ook u, godvrezenden, wij hebben de taak gekregen deze redding te verkondigen. [27] Want de inwoners van Jeruzalem en hun leiders erkenden Hem niet en door hun vonnis hebben zij de uitspraken van de profeten, die elke sabbat worden voorgelezen, in vervulling doen gaan. [28] Hoewel ze geen enkele grond voor een doodvonnis konden vinden, eisten ze van Pilatus zijn terechtstelling. [29] Toen ze alles ten uitvoer hadden gebracht wat over Hem geschreven staat, namen ze Hem van het kruis en legden Hem in een graf. [30] Maar God wekte Hem op uit de doden [31] en Hij verscheen gedurende vele dagen aan hen die met Hem van Galilea naar Jeruzalem waren getrokken, en die nu zijn getuigen zijn voor het volk. [32] En wij brengen u de goede boodschap [33] dat God de belofte aan de vaderen voor hun kinderen, voor ons, in vervulling heeft laten gaan door Jezus te laten opstaan. Zo staat het in psalm twee: Mijn Zoon ben jij,
Ik heb je vandaag verwekt.
[34] Dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt zonder dat Hij ooit weer zou terugkeren tot bederf, heeft Hij aldus gezegd: U zal Ik het ware heil van David geven.
[35] Daarom ook zegt Hij in een andere psalm: U zult uw heilige geen bederf laten zien.
[36] Na een leven in dienst van Gods plan is David immers gestorven, is hij bij de vaderen bijgezet en heeft hij het bederf gezien; [37] maar Hij die God heeft opgewekt, heeft het bederf niet gezien. [38] U moet dus weten, broeders: wij verkondigen dat u door Hem vergeving van zonden kunt krijgen; van alles waarvan de wet van Mozes u geen vrijspraak kon geven, [39] wordt ieder die gelooft vrijgesproken door Hem. [40] Zorg er daarom voor dat op u niet van toepassing wordt wat er in de profeten is gezegd: [41] Kom kijken, spotters, verbaas u en verdwijn,
want in uw dagen breng Ik iets tot stand
dat u niet zou geloven als iemand het u vertelde.’
[42] Toen ze naar buiten gingen, nodigde men hen uit om de volgende sabbat opnieuw hierover te komen spreken.
[43] Na afloop van de samenkomst liepen vele Joden en godvrezende* proselieten met Paulus en Barnabas mee; dezen spraken tot hen en drongen er bij hen op aan trouw te blijven aan Gods genade.
[44] De volgende sabbat kwam vrijwel de hele stad bij elkaar om te luisteren naar het woord van de Heer.
[45] Maar bij het zien van zo’n massa volk werden de Joden vervuld met jaloezie en maakten ze allerlei godslasterlijke tegenwerpingen tegen de toespraak van Paulus.
[46] In alle vrijmoedigheid zeiden Paulus en Barnabas: ‘Tot u moest het woord van God het eerst worden gesproken, maar omdat u het afwijst en uzelf het eeuwig leven niet waardig keurt, daarom keren wij ons tot de heidenen.
[47] Want zo luidt de opdracht van de Heer aan ons:
Ik heb u opgesteld als een licht voor de heidenen,
om tot heil te zijn tot het uiteinde van de aarde.’
[48] De heidenen waren verheugd toen ze dat hoorden en verheerlijkten het woord van de Heer, en allen die bestemd waren voor het eeuwig leven namen het geloof aan. [49] Het woord van de Heer verbreidde zich door de hele streek. [50] Maar de Joden stookten de godvrezende vrouwen uit de hogere kringen en de notabelen uit de stad op, ze ontketenden een vervolging tegen Paulus en Barnabas, en ze verjoegen hen uit hun gebied. [51] Zij schudden* het stof van hun voeten af tegen hen en gingen naar Ikonium*; [52] maar de leerlingen waren vervuld van vreugde en heilige Geest.
Handelingen 13,14
Más sobre Antiochië Pisidië19: Lystra
In Lystra zat een man op straat die geen macht had over zijn voeten; vanaf de moederschoot was hij verlamd en hij had nooit kunnen lopen. [9] Deze man luisterde naar Paulus. Paulus keek hem doordringend aan en zag dat hij het vertrouwen had dat hij genezen zou worden. [10] Met luide stem zei hij: ‘Kom overeind, sta recht op uw voeten!’ Hij sprong op en stapte rond.
[11] Toen de mensen zagen wat Paulus gedaan had, verhieven zij hun stem en schreeuwden in het Lykaonisch*: ‘De goden zijn mensen geworden en naar ons afgedaald!’ [12] Barnabas noemden ze Zeus en Paulus Hermes, omdat hij de woordvoerder was. [13] En de priester van Zeus-buiten-de-stad kwam met stieren en kransen bij de poorten en wilde met de menigte een offer brengen. [14] Toen de apostelen Barnabas en Paulus dat hoorden, scheurden ze hun kleren en sprongen schreeuwend tussen de mensenmenigte. [15] ‘Mannen*, waarom doet u dit?’ riepen ze. ‘Wij zijn ook maar gewoon mensen, net als u, en onze boodschap is dat u zich van die schijngoden moet bekeren tot een levende God, die de hemel en de aarde en de zee en al wat ze bevatten gemaakt heeft. [16] In de tijd die achter ons ligt liet Hij alle heidenen hun eigen wegen gaan. [17] Toch liet Hij zich niet onbetuigd, door zijn weldaden: uit de hemel schonk Hij u regen en vruchtbare tijden, met voedsel en vrolijkheid vulde Hij uw harten.’ [18] Zelfs met deze woorden konden ze de mensenmenigte er ternauwernood van weerhouden hun een offer te brengen.
[19] Er kwamen echter uit Antiochië en Ikonium Joden die het volk voor zich wisten te winnen. Ze stenigden Paulus en sleepten hem buiten de stad in de veronderstelling dat hij dood was. [20] Maar de leerlingen kwamen om hem heen staan en hij stond op en ging de stad binnen.
Más sobre Lystra20: Iconium / Konya
Zij schudden* het stof van hun voeten af tegen hen en gingen naar Ikonium*; [52] maar de leerlingen waren vervuld van vreugde en heilige Geest.
Handelingen 13,52
In Ikonium gingen ze eveneens naar de Joodse synagoge en spraken er zo, dat Joden en Grieken in groten getale tot geloof kwamen. [2] Maar de Joden die niet wilden gehoorzamen, hitsten de heidenen op en brachten hen in een vijandige stemming jegens de broeders. [3] Toch bleven ze er geruime tijd en traden vrijmoedig op in vertrouwen op de Heer, die het woord van zijn genade bevestigde en tekenen en wonderen door hun handen liet gebeuren. [4] Maar onder de bevolking van de stad ontstond tweespalt: sommigen stonden aan de kant van de Joden, anderen aan de kant van de apostelen.
[5] Toen het hun duidelijk werd dat heidenen en Joden met hun leiders aanstalten maakten om geweld te gebruiken en hen te stenigen, [6] vluchtten zij naar de Lykaonische steden Lystra* en Derbe en omstreken. [7] Daar zetten zij de verkondiging van de goede boodschap voort.
Más sobre Iconium / Konya21: Derbe
De volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe.
[21] Ze brachten die stad de goede boodschap en maakten er talrijke leerlingen. Daarna keerden ze terug naar Lystra, naar Ikonium en naar Antiochië, [22] waar ze de leerlingen bemoedigden. Ze spoorden hen aan bij het geloof te blijven, en zeiden dat wij door veel ellende heen moeten om het koninkrijk van God binnen te gaan. [23] In iedere gemeente wezen ze oudsten aan, en na bidden en vasten bevalen ze hen aan bij de Heer, op wie ze vertrouwden.
Handelingen, 14,20
Más sobre Derbe22: Attalia
Na een tocht door Pisidië kwamen ze in Pamfylië, [25] predikten het woord in Perge en reisden naar Attalia* aan de kust. [26] Vandaar gingen ze per schip naar Antiochië*, waar ze destijds aan Gods gunst waren toevertrouwd voor het werk dat ze inmiddels volbracht hadden
Más sobre Attalia24: Antiochië Pisidië
Van Perge reisden zij door naar Antiochië* in Pisidië. Op de sabbat gingen ze naar de synagoge, en namen daar plaats. [15] Na de lezing uit de Wet en de Profeten liet het synagogebestuur tegen hen zeggen: ‘Broeders, als u een bemoedigend woord voor het volk hebt, spreek dan.’
[16] Paulus stond op, gaf een teken met zijn hand, en zei*: ‘Israëlieten en godvrezenden*, luister. [17] De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitgekozen en het volk sterk gemaakt tijdens zijn verblijf in den vreemde, in Egypte. Hij heeft hen met sterke arm het land uitgeleid [18] en hun ongeveer veertig jaar lang in de woestijn te eten gegeven. [19] In Kanaän heeft Hij zeven volken uitgeroeid en dat land toen aan hen in bezit gegeven. [20] Na ongeveer vierhonderdvijftig* jaar gaf Hij hun rechters, tot de tijd van de profeet Samuël. [21] Vervolgens wilden ze een koning, en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin, die veertig jaar regeerde. [22] Toen liet Hij hem vallen en verhief Hij David tot koning over hen; van hem getuigde Hij: “In David, de zoon van Isaï, heb Ik een man naar mijn hart gevonden, die geheel naar mijn wil zal handelen.” [23] Uit zijn nageslacht heeft God Israël zoals beloofd een redder gebracht, Jezus. [24] Voorafgaand aan Jezus’ optreden had Johannes eerst een doop van bekering verkondigd aan heel het volk Israël. [25] Toen Johannes zijn taak had volbracht, zei hij: “Wie u denkt dat ik ben, ben ik niet; maar, let op, na mij komt iemand wiens schoenen ik niet waard ben los te maken.” [26] Broeders, afstammelingen van Abraham en ook u, godvrezenden, wij hebben de taak gekregen deze redding te verkondigen. [27] Want de inwoners van Jeruzalem en hun leiders erkenden Hem niet en door hun vonnis hebben zij de uitspraken van de profeten, die elke sabbat worden voorgelezen, in vervulling doen gaan. [28] Hoewel ze geen enkele grond voor een doodvonnis konden vinden, eisten ze van Pilatus zijn terechtstelling. [29] Toen ze alles ten uitvoer hadden gebracht wat over Hem geschreven staat, namen ze Hem van het kruis en legden Hem in een graf. [30] Maar God wekte Hem op uit de doden [31] en Hij verscheen gedurende vele dagen aan hen die met Hem van Galilea naar Jeruzalem waren getrokken, en die nu zijn getuigen zijn voor het volk. [32] En wij brengen u de goede boodschap [33] dat God de belofte aan de vaderen voor hun kinderen, voor ons, in vervulling heeft laten gaan door Jezus te laten opstaan. Zo staat het in psalm twee: Mijn Zoon ben jij,
Ik heb je vandaag verwekt.
[34] Dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt zonder dat Hij ooit weer zou terugkeren tot bederf, heeft Hij aldus gezegd: U zal Ik het ware heil van David geven.
[35] Daarom ook zegt Hij in een andere psalm: U zult uw heilige geen bederf laten zien.
[36] Na een leven in dienst van Gods plan is David immers gestorven, is hij bij de vaderen bijgezet en heeft hij het bederf gezien; [37] maar Hij die God heeft opgewekt, heeft het bederf niet gezien. [38] U moet dus weten, broeders: wij verkondigen dat u door Hem vergeving van zonden kunt krijgen; van alles waarvan de wet van Mozes u geen vrijspraak kon geven, [39] wordt ieder die gelooft vrijgesproken door Hem. [40] Zorg er daarom voor dat op u niet van toepassing wordt wat er in de profeten is gezegd: [41] Kom kijken, spotters, verbaas u en verdwijn,
want in uw dagen breng Ik iets tot stand
dat u niet zou geloven als iemand het u vertelde.’
[42] Toen ze naar buiten gingen, nodigde men hen uit om de volgende sabbat opnieuw hierover te komen spreken.
[43] Na afloop van de samenkomst liepen vele Joden en godvrezende* proselieten met Paulus en Barnabas mee; dezen spraken tot hen en drongen er bij hen op aan trouw te blijven aan Gods genade.
[44] De volgende sabbat kwam vrijwel de hele stad bij elkaar om te luisteren naar het woord van de Heer.
[45] Maar bij het zien van zo’n massa volk werden de Joden vervuld met jaloezie en maakten ze allerlei godslasterlijke tegenwerpingen tegen de toespraak van Paulus.
[46] In alle vrijmoedigheid zeiden Paulus en Barnabas: ‘Tot u moest het woord van God het eerst worden gesproken, maar omdat u het afwijst en uzelf het eeuwig leven niet waardig keurt, daarom keren wij ons tot de heidenen.
[47] Want zo luidt de opdracht van de Heer aan ons:
Ik heb u opgesteld als een licht voor de heidenen,
om tot heil te zijn tot het uiteinde van de aarde.’
[48] De heidenen waren verheugd toen ze dat hoorden en verheerlijkten het woord van de Heer, en allen die bestemd waren voor het eeuwig leven namen het geloof aan. [49] Het woord van de Heer verbreidde zich door de hele streek. [50] Maar de Joden stookten de godvrezende vrouwen uit de hogere kringen en de notabelen uit de stad op, ze ontketenden een vervolging tegen Paulus en Barnabas, en ze verjoegen hen uit hun gebied. [51] Zij schudden* het stof van hun voeten af tegen hen en gingen naar Ikonium*; [52] maar de leerlingen waren vervuld van vreugde en heilige Geest.
Handelingen 13,14
Más sobre Antiochië Pisidië